nieuwe rekenmethode overlijdensschade in hoger beroep toegewezen

arrest Hof Arnhem Leeuwarden 2018 ECLI NL GHARL 2018 5512

De benadeelde partijen vorderen een voorschot op gederfd levensonderhoud als bedoeld in artikel 6:108, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek. Voor de berekening van de gevorderde schade is aangesloten bij de door de Letselschaderaad en de Denktank Overlijdensschade opgestelde Richtlijn Rekenmodel Overlijdensschade.

De raadsman van verdachte heeft de vorderingen betwist. Daartoe heeft hij ten aanzien van de vordering van benadeelde aangevoerd, zakelijk weergegeven, dat bij de onderbouwing van de schade is uitgegaan van een onjuist uitgangspunt, namelijk behoeftigheid in plaats van behoefte, terwijl bij de vaststelling van de schade door het derven van levensonderhoud het juist gaat om het vaststellen van de behoefte van de nabestaande in de zin van artikel 1:397 van het Burgerlijk Wetboek. Voorts stelt de raadsman dat voor de berekening van de gevorderde schade de verkeerde rekenmethode is gehanteerd. Daarom moet de vordering van benadeelde worden afgewezen. 

Hof: De door de Denktank Overlijdensschade opgestelde Richtlijn Rekenmodel Overlijdensschade is een binnen de rechtspraak algemeen geaccepteerde rekenmethode voor de berekening van overlijdensschade. Anders dan door de raadsman is gesteld kan deze rekenmethode dan ook worden gebruikt voor de berekening van de geleden schade.

Nu het hof uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende is gebleken dat de benadeelde partijen als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks materiële schade hebben geleden, bestaande uit gederfd levensonderhoud, en de verdachte tot vergoeding van die schade is gehouden, zijn de vorderingen toewijsbaar tot na te melden bedragen.

klik hier voor het arrest

Ook op de hoogte blijven?

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief.